Wie internationaal zaken doet, komt al snel met anticorruptiewetgeving in aanraking zoals de Amerikaanse Foreign Corrupt Practices Act of met de Britse UK Bribery Act. Maar ook in internationale regels voor zakendoen zoals de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen staan bepalingen over anti-corruptie. Om de risico’s en mogelijkheden van preventie op het gebied van fraude en corruptie bij internationaal zakendoen voor ondernemers op een rij te zetten organiseerde VNO-NCW op initiatief van voorzitter Hans de Boer op dinsdag 19 januari het seminar ‘Voorkomen van fraude en corruptie bij internationaal ondernemen’.
Holland Branding
In zijn openingswoorden gaf De Boer aan, dat netjes zaken doen past bij Nederland. Als Nederland zich wil blijven onderscheiden als zakenpartner op de internationale markt, is maatschappelijk verantwoord ondernemen een must. Ook dat is ‘Holland Branding’: het Nederlandse bedrijfsleven is innovatief, zakelijk, creatief, maar ook ‘straight’.
Goed huiswerk doen
Arjen Tillema (voorzitter Transparancy International) ging in op de trends in fraude en anti-corruptie: meer aandacht van pers, publiek en politiek, minder tolerantie, meer handhaving bijvoorbeeld door het Openbaar Ministerie en ook steeds complexere regelgeving. Ep Hannema (advocaat – Corporate Partner Norton Rose Fulbright) ging dieper in op het onderwerp ‘Third Party DueDiligence’. Juist de steeds complexere internationale regelgeving vraagt van bedrijven dat ze goed hun huiswerk doen en weten met wie ze in zee gaan. Hannema schetste enkele ‘rode vlaggen’ – aanwijzingen voor corruptie. Meer aandacht ook vanuit Nederlandse mkb-bedrijven met een gemiddeld of hoog risicoprofiel is nodig voor compliance, aldus Hannema.
Forse (reputatie)schade
Robbert de Bree (Advocaat en Partner Wladimiroff Advocaten) ging in op frauderisico’s in Nederlands perspectief. Fraude en corruptie zijn geen onderwerpen ‘ver van mijn bed’, ook in Nederland is alertheid geboden en de overheid steeds actiever op dit vlak. Bedrijven dienen zich ervan bewust te zijn, dat het maatschappelijk draagvlak voor schikkingen met Justitie in anticorruptiezaken fors is afgenomen. De (reputatie)schade van bedrijven die de fout in gaan, is fors, aldus De Bree.
De rol van de auditor bij corruptierisico’s schetste Peter Eimers (Partner PWC). Grote accountantskantoren en beroepsorganisatie NBA hebben steeds meer aandacht voor dit vraagstuk, als belangrijke stukjes van de anticorruptiepuzzel. Toch stelde hij prikkelend, dat ethiek niet afgedwongen kan worden door regels.
‘Aan de goden overgeleverd’
In de discussie na de presentaties kwamen enkele interessante gedachten op. Zo merkte een compliance officier van een groot bedrijf op, dat een bedrijf waar corruptie is geconstateerd, qua rechtsgang ‘aan de goden is overgeleverd’ – autoriteiten van wel drie of vier landen kunnen dezelfde case behandelen.
Een andere conclusie die getrokken werd, is dat regels –ondanks de toenemende complexiteit– bedrijven ook houvast bieden bij het voorkomen van fraude en corruptie. Maar juist voor mkb-bedrijven is die compliance erg lastig, terwijl we juist die bedrijven graag zien exporteren. Aan Hans de Boer dan ook de vraag, of er geen ‘portal’ ingesteld zou moeten worden bij VNO-NCW/MKB-Nederland waar kleinere bedrijven met vragen over fraude en corruptie terecht kunnen.