In september 2015 heeft de VN een nieuwe mondiale duurzame ontwikkelingsagenda voor 2030 vastgesteld. Deze agenda bevat 17 Sustainable Development Goals (SDG’s) die gelden voor alle landen; de lidstaten moeten zorgen voor vertaling in nationaal beleid. Nederland heeft op het gebied van natuur en milieu al diverse doelstellingen en beleidsprogramma’s die in lijn zijn met de SDG’s, maar deze vergen nog wel de nodige aanpassing. Zo zijn er nieuwe en aangepaste nationale doelen nodig voor 2030. En voor een succesvolle implementatie is het essentieel dat er goede afstemming plaatsvindt tussen de verschillende ministeries onderling en met de decentrale overheden.
Dit concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in het vandaag verschenen rapport Sustainable Development Goals in Nederland: bouwstenen voor leefomgevingsbeleid voor 2030. Hierin verkent het PBL, op verzoek van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Infrastructuur en Milieu, en Economische Zaken, de Nederlandse beleidskeuzes voor natuur en milieu die voortvloeien uit de 2030 Agenda voor duurzame ontwikkelingvan de VN.
Nieuwe mondiale duurzaamheidsdoelen ook relevant voor Nederland
Op 25 september 2015 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling aangenomen. Deze ontwikkelingsagenda borduurt voort op de Millennium Development Goals, die eind 2015 zijn afgelopen. De 2030 Agenda formuleert brede duurzaamheidsdoelen (de SDG’s), zoals duurzame consumptie en productie, het uitbannen van armoede, en het tegengaan van klimaatverandering en van verlies aan biodiversiteit. Deze doelen gelden voor alle landen, dus ook voor westerse landen als Nederland. De implementatie van de SDG’s in Nederlands beleid kan voortbouwen op bestaande doelstellingen en beleidsprogramma’s, maar deze komen niet 1-op-1 overeen met de gemaakte afspraken in de 2030 Agenda.
Aangepaste en nieuwe nationale doelen voor 2030 nodig
Om de SDG’s ook in Nederland te implementeren zal de politiek allereerst haar ambitieniveau voor de lange termijn moeten vaststellen. Dit ambitieniveau moet worden vertaald in concrete nationale doelstellingen voor 2030. De 17 SDG’s bevatten 169 subdoelen, waarvan er 41 direct of indirect betrekking hebben op natuur en milieu. Voor veruit de meeste van deze 41 subdoelen heeft Nederland al beleidsdoelstellingen, al dan niet afgesproken in Europees of internationaal verband. Hierop kan worden voorgebouwd. Denk aan de Europese richtlijnen voor lucht, water en energie en internationale afspraken rond biodiversiteit en klimaat. Echter, een deel van de subdoelen is niet of slechts gedeeltelijk terug te vinden in het huidige Nederlandse milieu- en natuurbeleid. Zo ontbreken doelstellingen voor duurzaamheidseducatie en zijn er slechts gedeeltelijk doelstellingen voor duurzame landbouw en duurzame consumptie en productie. Daarnaast richten de meeste bestaande doelstellingen zich op 2020, terwijl de SDG’s op 2030 zijn gericht.
Samenhang in de duurzaamheidsdoelen vergt consistentie in het beleid
De SDG’s beslaan een breed terrein. Ze zijn daarmee de verantwoordelijkheid van verschillende ministeries, en door de decentralisatie van diverse onderdelen van het leefomgevingsbeleid ook van gemeenten, provincies en waterschappen. Daarnaast hangen veel SDG’s nauw met elkaar samen. De doelstelling voor duurzame landbouw gaat bijvoorbeeld ook over het aanpakken van problemen rond water- en energiegebruik, waarvoor ook onder de noemer van andere doelstellingen subdoelen zijn afgesproken. Het is daarom belangrijk dat de overheid de onderlinge samenhang bewaakt en daarmee bijdraagt aan de benodigde coherentie van beleid, zowel tussen de betrokken ministeries als tussen de diverse bestuurslagen. Daarnaast zal moeten worden voorkomen dat het halen van de nationale doelstellingen leidt tot het verplaatsen van productie naar het buitenland en zo tot milieuproblemen elders in de wereld.