CO2-reductie wettelijk vastleggen
De Rli adviseert om het energiebeleid zo in te richten dat in 2050 80 tot 95 procent minder broeikasgassen worden uitgestoten dan in 1990. In het huidige beleid is CO2-reductie slechts één van de doelen, naast energiebesparing en duurzame energie. De Rli pleit er voor om in het energiebeleid juist niet langer te sturen op de toepassing van bepaalde technologieën of energiedragers. In plaats van een beleidsagenda die routes uitstippelt voor bijvoorbeeld ‘zon’, ‘wind’, ‘gas’ of ‘biomassa’ stelt de Rli voor om transitiepaden in te richten voor de vier fundamentele maatschappelijke behoeften aan energie: lage temperatuurwarmte (1), hoge temperatuurwarmte (2), transport en mobiliteit (3) en licht en apparaten (4). Door het beleid te richten op de behoefte aan (duurzame) energie en niet op energiedragers of –bronnen kan volgens de raad in de komende decennia maximaal rekening worden gehouden met sociale, technologische, (geo)politieke en economische veranderingen.
Routes voor vier maatschappelijke energiebehoeften
De raad bepleit een specifiek transitiepad voor elke energiebehoefte, met elk zijn eigen tempo en eigen kansen en belemmeringen. De specifieke invulling van elk transitiepad is aan bedrijven, burgers, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen zelf. De overheid moet hiervoor de juiste condities scheppen met onder meer internationale en Europese afspraken over CO2-reductie, fiscale prikkels, het wegnemen van belemmeringen en het faciliteren van nieuwe initiatieven. De Rli adviseert een paar honderd miljoen euro extra vrij te maken voor langlopende innovatieprogramma’s, omdat nieuwe manieren van werken, kennis en technieken nodig zijn om de energietransitie succesvol te kunnen afronden.
Flexibel en adaptief beleid
Flexibiliteit en aanpasbaarheid van het beleid staat in het advies centraal, maar dit beleid is zeker niet vrijblijvend. De te behalen CO2-reductiedoelstelling is hard en moet door middel van overeenkomsten tussen overheid en tussen CO2- veroorzakende partijen gerealiseerd worden. Wanneer de afgesproken tussendoelen onverhoopt niet gehaald worden, zal de overheid deze in laatste instantie afdwingen via wet- en regelgeving. Tussendoelen borgen het tempo van de energietransitie. De raad meent dat in het tempo van de transitie voor de vier energiebehoeften rekening moet worden gehouden met de mate waarin het beleid nationaal of internationaal gemaakt wordt. Ook moet een Europees level playing field worden geborgd. Zo pleit de raad in het transitiepad ‘lage temperatuurwarmte’ ervoor, te zorgen dat de bestaande gebouwde omgeving uiterlijk in 2035 CO2-neutraal is.
Regeringscommissaris
De raad vindt dat doel en aanpak van de energietransitie wettelijk vastgelegd moet worden en dat de energietransitie moet worden bewaakt door een onafhankelijke instantie die op afstand staat van politieke en sectorale belangen. De raad pleit daarom voor een regeringscommissaris die als een onafhankelijke persoon de transitie aanjaagt, bewaakt en langjarig, los van kabinetswisselingen waarmaakt.