Het milieubewustzijn groeit, wet- en milieuregelgeving wordt steeds strenger. Consument en afnemers willen daarom een betrouwbaarder inzicht in de milieubelasting van chemische (eind)producten. Zo kennen bijvoorbeeld auto’s of textiel een grote milieu-impact tijdens de gebruiks- en of afdankfase. De meeste chemische bedrijven hebben eigen methodieken ontwikkeld om hun milieubelasting te bepalen. TNO gaat deze methodieken toetsen en valideren.
De meeste (groot)chemiebedrijven beschikken al jaren over eigen methodieken waarmee de milieu-impact van processen en producten in kaart wordt gebracht. Stakeholders vinden het moeilijk de waarde van deze milieumethodieken te bepalen. Hoe betrouwbaar en transparant zijn deze in-huis ontwikkelde milieumethodieken? Wat wordt er precies gemeten? Op welke wetenschappelijke basis zijn deze methodieken gebaseerd en in hoeverre zijn ze vergelijkbaar? “Het gevolg van deze onduidelijkheid is dat de stakeholders ook de waarde van goede methodieken in twijfel kunnen trekken”, zegt Jan-Willem Slijkoord van TNO. “Misschien zijn de eigen meetsystemen van de chemie prima. Maar zij worden niet altijd als zodanig gepercipieerd door de samenleving. Er is daarom behoefte aan een onafhankelijk oordeel van een externe partij. Wij denken dat TNO die rol kan vervullen. TNO is een onafhankelijk kennisinstituut met een decennialange wetenschappelijk trackrecord op life cycle assessment-gebied.”
Best-practice
Het betreft een joint industrial programme, dat ‘Sustainable Chemical Product Performance’ heet. TNO heeft dit programma samen met de chemische industrie opgezet. Bedrijven kunnen zich aanmelden, waarna TNO de duurzaamheidsmethodiek van de bedrijven analyseert. Slijkoord: “Vorig jaar hebben we de industrie benaderd en bleek er grote behoefte te zijn aan een onafhankelijke benchmark en werd TNO genoemd als onafhankelijke partij die een dergelijke benchmark in het leven zou kunnen roepen. Op basis van onze wetenschappelijke inzichten en eigen expertise benoemen we de sterke en aandachtspunten. Zo krijgt het bedrijf inzicht waar het staat ten opzichte van andere bedrijven als het gaat om het meten van milieubelasting. Ons doel is de bestaande methodieken van bedrijven te verbeteren, niet om deze te vervangen. TNO wil komen tot een wetenschappelijke best-practice van al deze methodieken zodat deze meer betrouwbaarheid en transparantie voor stakeholders bieden.”
Benchmark
TNO verwacht dat het resultaat gaat leiden tot meer acceptatie en begrip van stakeholders. Zij krijgen de zekerheid dat het chemische bedrijf in kwestie over een gedegen methodiek beschikt om de eigen milieu-impact te bepalen. Bedrijven mogen zelf bepalen hoe ze hierover willen communiceren. De benchmark die TNO in het leven roept, wil niet het zoveelste duurzaamheidskeurmerk zijn. Door een benchmark hoopt TNO dat de algehele kwaliteit van de onderzochte methodieken stijgt. Slijkoord: “Het is een bekend gegeven dat het instellen van een benchmark leidt tot kwaliteitsverbetering. Bedrijven die zien dat ze (op bepaalde punten) onderpresteren zullen zich extra inspannen het beter te doen. Bedrijven die nog geen duurzaamheidsmethodiek hebben, kunnen op basis van de best-practices een wetenschappelijke gefundeerde methodiek implementeren. Ook heeft elke deelnemer de mogelijkheid om een eigen bedrijfscase in te brengen en door TNO te laten uitwerken volgens de best-practice methodiek.”
Hele keten betrokken
Ook original-equipment-manufacturers (OEM-ers) en brand owners worden in het programma betrokken. Slijkoord: “Sommige eindproducten van OEM-ers en brand owners kennen een relatief grote milieu-impact tijdens de gebruiks- en/of afdankfase. Denk aan auto’s of textiel. Door naar milieu-impact in deze fases te kijken, krijgt de industrie meer inzicht welke chemische producten en mogelijke alternatieven ontwikkeld moeten worden om de totale milieu-impact te reduceren.’
Tweede onderscheidende kracht is dat de toetsing door TNO wetenschappelijk gefundeerd is. Een voorbeeld van de wetenschappelijke aanpak is dat er bijvoorbeeld geografisch onderscheid wordt gemaakt. Een liter waterverspilling in de Sahara heeft een veel grotere milieu-impact dan in Nederland. TNO start in maart met het programma.