Minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de kamervragen van kamerlid Rene Leegte (VVD) beantwoord over het rapport Dark side of Coal van PAX (ingezonden 10 juli 2014).

Vraag 1

Bent u bekend met de kritische reacties van Glencore en Drummond op het rapport de Dark side of Coal van PAX?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de aantijging van de betrokken bedrijven dat PAX geen hoor- en wederhoor heeft toegepast en het bedrijf niet in staat heeft gesteld om inhoudelijke bemerkingen voor publicatie kenbaar te maken?

Antwoord 2

Alle betrokken partijen onderschrijven expliciet het principe van hoor- en wederhoor. Ik heb kennis genomen van de opvatting van Drummond en Glencore dat zij zich niet gehoord voelen in het rapport van PAX. Tevens begrijp ik dat Pax deze mening van Drummond en Glencore niet deelt2. Hoor- en wederhoor is van groot belang voor de effectiviteit van maatschappelijke dialoog.

Vraag 3

Deelt u de mening dat de wijze waarop PAX deze twee internationale mijnbouwbedrijven verdacht maakt een negatief effect kan hebben op hun bereidwilligheid om toekomstige stakeholdergesprekken te voeren met Nederlandse NGO’s en samen te werken met Bettercoal (kennelijk zijn deze bedrijven bij voorbaat verdacht en handelen zij niet juist)?

Antwoord 3

Ik zie een dialoog als een belangrijk, constructief en toekomstgericht instrument om problemen op te lossen. Ik moedig (lokale) overheden, bedrijven en ngo’s aan om zich open en eerlijk op te stellen.

Ik zie het als de verantwoordelijkheid van zowel de bedrijven als Pax om zich actief in te blijven zetten voor de dialoog.

Vraag 4

Deelt u de mening dat PAX geen extra subsidie van de overheid zou moeten ontvangen om de kosten van een rechtszaak te kunnen financieren als blijkt dat PAX inderdaad geen hoor- en wederhoor heeft toegepast, ook niet als dit leidt tot een faillissement van PAX?

Antwoord 4

In extra subsidie om kosten van een rechtszaak te financieren is niet voorzien.

Vraag 5

Kunt u toelichten wat de gedragscode voor niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) zegt over hoor- en wederhoor bij de publicatie van gegevens over bedrijven die een bedrijf ook schade toe kunnen brengen?

Antwoord 5

De Nederlandse niet gouvernementele ontwikkelingsorganisaties die lid zijn van branchevereniging Partos hebben een eigen (gedetailleerdere) Partos gedragscode3 ontwikkeld en ondertekend. In deze code (met nalevingsprocedure en klachtenregeling) staat onder meer dat hoor en wederhoor moet worden toegepast waar dit geboden is voor het verwerven van feiten.

Er is geen algemeen geldende – en juridisch afdwingbare – gedragscode voor niet-gouvernementele organisaties.

Op internationaal niveau zijn maatschappelijke organisaties de «Istanbul Principles for Civil Society Organizations» Development Effectiveness»4overeengekomen. Deze principes vormen een nuttige leidraad voor transparantie, wederzijdse verantwoording en integriteit.

Vraag 6

Als de eigen gedragscode niet wordt nageleefd, zou dit dan gevolgen moet hebben voor de subsidieverstrekking vanuit het ministerie?

Antwoord 6

Leidend bij subsidieverstrekking zijn de rechten en plichten van maatschappelijke organisaties en bedrijven zoals die zijn verwoord in subsidiebeschikkingen. Het al dan niet naleven van die verplichtingen is mede bepalend voor eventuele gevolgen in de financiering vanuit het ministerie. Naar analogie van de plaats die de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen hebben binnen het bedrijfsleven-instrumentarium zullen de (door de VN erkende) Istanbul Principles een plaats krijgen in het toekomstige subsidie-instrumentarium voor maatschappelijke organisaties. Daarmee doe ik recht aan het toegezegde tijdens het Algemeen Overleg over internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen op 2 juli jl. om bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties aan vergelijkbare principes te houden.