Bedrijven zijn aansprakelijk voor hun milieurisico’s. Toch draait de samenleving met regelmaat op voor niet-verhaalbare milieuschade. Regering en parlement overwegen daarom de invoering van een wettelijke zekerheidstelling voor milieuschade. Indien hiertoe wordt besloten adviseert de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur om bedrijven zelf te laten kiezen hoe zij aan deze plicht voldoen.
In Nederland is de kans op milieuschade klein, maar de milieueffecten van een calamiteit of een sanering kunnen groot zijn. Juist bij ongelukken met grote gevolgen is de schade lang niet altijd te verhalen op de veroorzaker. In de Tweede Kamer wordt daarom de invoering van een verplichte verzekering tegen milieuschade bepleit. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur wijst er in een gisteren verschenen advies aan staatssecretaris Mansveld voor Milieu op dat bij de invoering van een financiële zekerheidsstelling voor milieuschade met verschillende effecten rekening gehouden dient te worden. Naast de verhaalbaarheid van kosten is het ook van groot belang dat bedrijven worden geprikkeld om milieuschade te vermijden. Tevens moet rekening gehouden worden met de concurrentiepositie van de bedrijven.
De raad vindt het een politieke keuze om onverhaalbare milieuschade tegen te gaan met een wettelijke regeling. Indien hiertoe wordt besloten adviseert de raad om alleen de financiële zekerheidstelling verplicht te stellen en niet het instrument om dat doel te bereiken (bijvoorbeeld een verzekering, een bankgarantie of waarborgfonds). Bedrijven moeten zelf kunnen kiezen hoe zij aan de wettelijke zekerheidsstelling voldoen. Toetsing door de overheid kan volgens de raad plaatsvinden als de vergunning wordt verstrekt. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt hiervoor de mogelijkheid, aldus de raad.