Veel Nederlandse pensioenfondsen, verzekeraars en banken passen onvoldoende de internationale richtlijnen over mensenrechten toe, waar het gaat om beleggingen gerelateerd aan de bezetting van de Palestijnse gebieden. Dat blijkt uit onderzoek van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO). De organisatie publiceert deze week een rapport naar de wijze waarop Nederlandse institutionele beleggers omgaan met investeringen in deze regio.
De VBDO onderzocht 50 pensioenfondsen, 30 verzekeraars en 10 banken. 14 procent van de 29 partijen die gereageerd hebben op de vragenlijst hebben een onderneming uitgesloten op grond van bedrijfsactiviteiten gerelateerd aan de bezetting van de Palestijnse gebieden. Nederzettingen in bezette Palestijnse gebieden zijn volgens het Internationaal Gerechtshof illegaal. Veel bedrijfsactiviteiten daar staan dan ook op gespannen voet met internationale afspraken over mensenrechten.
Toch heeft 70 procent van de organisaties die de VBDO onder de loep heeft genomen beleid ten aanzien van mensenrechten. Zij geven aan te worstelen met de uitvoering ervan. De beleggersvereniging heeft daarom een aantal aanbevelingen opgesteld die institutionele beleggers moeten helpen bij het implementeren van mensenrechtenbeleid in de bezette gebieden.
“Probeer één lijn te trekken voor alle mensenrechtenthema’s en hanteer wereldwijd aanvaarde wet- en regelgeving”, zo vat VBDO-voorman Giuseppe van der Helm de aanbevelingen kernachtig samen. “Toepassing van het internationaal recht is het minimum om tot maatschappelijk verantwoord ondernemen te komen, maar we begrijpen de onwennigheid over de materie en de gevoeligheid van het onderwerp”.
Wet- en regelgeving
Van der Helm benadrukt daarbij dat er meer conflictgebieden zijn waar dit soort kwesties spelen: “Het onderliggende conflict ligt politiek gevoelig, dat is waar. Maar investeerders kunnen zich baseren op internationale wet- en regelgeving, zoals de OESO-richtlijnen.”
Het is volgens de VBDO onnodig om beleggingsbeleid te formuleren dat specifiek is gericht op bedrijfsactiviteiten in de bezette gebieden. “Bestaand beleid volstaat in de meeste gevallen. We vinden het belangrijk dat beleggers transparant zijn over hoe dat beleid in specifieke gevallen in de praktijk wordt gebracht. Anders ben je als institutionele investeerder kwetsbaar en daarnaast is het belangrijk transparant te zijn richting deelnemers en klanten.
Samenwerken
Samenwerken met andere institutionele beleggers en non-gouvernementele organisaties (NGO’s) vinden de makers van het rapport ook raadzaam. “Lokale NGO’s kunnen helpen om regiospecifieke kennis aan te dragen”, aldus Van der Helm. “Zo kan bijvoorbeeld vastgesteld worden of en hoe een bedrijf meewerkt aan de uitbreiding van illegale nederzettingen of aan de omstreden bouw van de scheidingsmuur tussen Palestijnse en Israëlische gemeenschappen. Samenwerking met andere beleggers is bovendien een goede manier om sterk te staan in onderhandelingen over dergelijke kwesties.”
Deze dialoog is, wat de VBDO-voorman betreft, dan ook de eerste stap in de implementatie van het verantwoord beleggingsbeleid: “Uitsluiting van bedrijven is het laatste redmiddel. Door te onderhandelen over hoe mensenrechten te waarborgen, kun je met een aantal investeerders samen soms veel bereiken.”
Aansprakelijkheid
Eén van de zaken die institutionele beleggers volgens de beleggersvereniging daarbij voor het voetlicht kunnen brengen, is het feit dat bedrijven volgens internationale wetgeving vaak aansprakelijk gesteld kunnen worden voor mensenrechtenschendingen die voortkomen uit bedrijfsactiviteiten. “Dat is duidelijk geen politieke afweging, maar een bedrijfsrisico. Door daar op te wijzen haal je de politieke angel uit de dialoog. Het schept onderling begrip en zo wordt ook draagvlak gecreëerd voor oplossingen”, aldus Van der Helm.
Download rapport “Dutch institutional investors and investments related to the occupation of the Palestinian territories”