De overheid verwacht van bedrijven dat ze mensenrechten respecteren en concrete actie ondernemen, in hun eigen activiteiten én verderop in hun productieketen. De overheid, maatschappelijke organisaties en anderen hebben een rol om ondernemingen daarbij te ondersteunen. Dat staat in het ‘Nationaal actieplan mensenrechten en bedrijfsleven’ waarmee de ministerraad op voorstel van minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft ingestemd.
Ploumen: ‘Het gaat om ‘knowing and showing’. Bedrijven moeten weten waar ze het risico lopen mensenrechten te schenden en laten zien hoe ze deze risico’s minimaliseren. Tegelijkertijd verwachten bedrijven terecht dat de overheid zorgt voor duidelijke richtlijnen, een gelijk speelveld en nationale wetgeving die voldoet aan internationale normen.’
Het actieplan is gebaseerd op de internationaal geaccepteerde principes voor bedrijven en mensenrechten die door professor John Ruggie zijn geformuleerd in opdracht van de Verenigde Naties. Van bedrijven wordt verwacht dat ze kunnen aantonen dat ze mensenrechten respecteren. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door overleg met belanghebbenden of via formele, publieke rapportage. Op deze manier leggen bedrijven zowel rekenschap af over hun beleid en gaan ze daarover in dialoog.
Wanneer toch mensenrechten worden geschonden, moeten gedupeerden genoegdoening kunnen krijgen, al dan niet via juridische weg. Bestaande mechanismen, zoals het Nationaal Contactpunt OESO-richtlijnen (NCP) zullen verder worden versterkt en meer onder de aandacht worden gebracht. Ook ambassades geven hierover actieve voorlichting. Daarnaast blijven klachtenmechanismen op bedrijfsniveau en een goede dialoog tussen bedrijven en groeperingen met een neutrale bemiddelaar van groot belang.
Nederland is na het Verenigd Koninkrijk het tweede land ter wereld met een dergelijk nationaal actieplan. Met een aantal sectoren waar de risico’s op mensenrechtenschendingen groot zijn, wil het kabinet specifieke afspraken maken. Dit geldt bijvoorbeeld voor de textielsector die kampt met misstanden in kledingfabrieken in landen als Bangladesh en voor de energiebedrijven die gebruik maken van kolen uit mijnen in Colombia waar problemen zijn met mensenrechten en arbeidsomstandigheden.
Bedrijven die aan de overheid leveren of ondersteuning vragen voor internationale activiteiten worden getoetst of zij aan deze verwachtingen voldoen.