De consument is de grootste voedselverspiller, verantwoordelijk voor ongeveer de helft van alle voedselverspilling (naar schatting tussen de 1,4 en 2,5 miljoen ton per jaar). Met het tegengaan van voedselverspilling kunnen consumenten dus al een grote bijdrage leveren aan het verduurzamen van het voedselsysteem.
Vermindering van de vlees- en zuivelconsumptie helpt ook: als Nederlanders 50% minder vlees en zuivel eten, betekent dit een verlaging van het landgebruik (de ‘voetafdruk’) met circa een kwart. Dit zijn slechts twee van de opties die het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) schetst in het rapport De Macht van het Menu – opgaven en kansen voor duurzaam en gezond voedsel, dat het vandaag uitbrengt tijdens het Damn Food Waste Festival.
Het gemiddelde Nederlandse voedselpatroon is niet duurzaam en niet gezond. Wat cijfers en feiten op een rij:
- bijna de helft van de volwassenen in Nederland is te zwaar
- de productie van voedsel is wereldwijd verantwoordelijk voor circa 25% van alle broeikasgassen en voor ruim 60% van het mondiale biodiversiteitsverlies
- de wereldwijde vraag naar vlees en zuivel stijgt snel door welvaartsgroei elders, maar ligt gemiddeld per persoon nog ruim beneden het Nederlandse niveau
- door voedselverspilling gaat veel goed eten verloren: circa 20% van het voedsel wordt verspild.
Als we als Nederlanders gezonder en duurzamer willen eten moeten we dus vooral ons voedselpakket aanpassen. Daarnaast kan de Rijksoverheid een duurzamer voedselsysteem dichterbij brengen door heldere keuzes te maken binnen de vier oplossingsrichtingen die de PBL-onderzoekers hebben geformuleerd (zie figuur). Als de overheid vervolgens kwantitatieve doelen afspreekt, onder andere samen met het bedrijfsleven, zal dit de gewenste verduurzaming versnellen.
Met de studie De Macht van het Menu – opgaven en kansen voor duurzaam en gezond voedsel draagt het PBL bouwstenen aan voor de visie op verduurzaming van het Nederlandse voedselsysteem van het Ministerie van Economische Zaken.
Veel initiatieven, maar langzame vooruitgang
Er gebeurt al veel om het voedselsysteem te verduurzamen. Zo hebben maatschappelijke bewegingen issues als dierenwelzijn en voedselverspilling op de agenda gezet, eet een flink deel van de consumenten inmiddels bewust minder vlees – bijvoorbeeld als flexitariër – en is voor veel bedrijven duurzaam produceren een onderdeel van de bedrijfsstrategie geworden. Toch vordert de verbetering van het voedselsysteem traag. Zo wordt bijvoorbeeld nog 92% van het geconsumeerde vlees op ‘gangbare’ – weinig diervriendelijke – wijze geproduceerd en is er weinig zicht op het daadwerkelijk stoppen van het snelle verlies aan biodiversiteit wereldwijd.
Nieuwe beleidsvragen voor de overheid
Het ontbreken van een gemeenschappelijk beeld over wat de belangrijkste uitdagingen en oplossingen zijn, is één van de oorzaken van de geringe voortgang in de afgelopen vijf jaar. Voor sommigen betreffen hun zorgen rond voedsel vooral gezondheid of dierenwelzijn, voor anderen een eerlijk inkomen voor boeren, hier en elders. Weer anderen zijn vooral bezorgd over de snelle teloorgang van tropisch regenwoud of klimaatverandering. Ook laat de sterke druk op kosten en prijzen weinig ruimte voor initiatieven: het gros van de consumenten laat uiteindelijk toch vooral de prijzen bepalen wat er in hun winkelwagen terecht komt. Dit uit zich bijvoorbeeld in de ‘prijzenoorlog’ tussen supermarkten en de lage inkomens van boeren. Daarnaast zijn er grote machtsverschillen binnen de voedselketen en is er gebrek aan transparantie en aan vertrouwen tussen partijen in die keten.
Het PBL adviseert de Rijksoverheid dan ook om een heldere visie en ambitieuze doelen te formuleren en afspraken te maken met partijen in de voedselketen en maatschappelijke groeperingen. De Rijksoverheid moet volgens het PBL ook meer inzetten op het stimuleren van bedrijven. Dit kan bijvoorbeeld door het verstrekken van kleine startsubsidies of versoepeling van regelgeving voor duurzame initiatieven. Een consistente uitwerking op aanpalende beleidsterreinen, zoals onderzoek en onderwijs of publieke gezondheidszorg, is eveneens van belang. Ook noemt het PBL als mogelijkheid het Topsectorenbeleid beter te laten aansluiten bij de duurzaamheidsopgaven van landbouwbedrijven. Elementen die bij zo’n aanpak evenmin mogen ontbreken zijn: transparantie over de productieketen stimuleren; informatie-uitwisseling; de voortgang op duurzaamheidsgebied monitoren, regels handhaven en deze aanscherpen wanneer de meerderheid van de bedrijven een bepaalde stap heeft gezet.