Wageningen Economic Research onderzocht de impact van de nieuwe EU-duurzaamheidsrichtlijn CSDDD op Nederlandse agrofoodbedrijven. Conclusie: de sector moet flink aan de bak om op milieu- en mensenrechtenimpact in de keten te beperken.

Sinds eind april is de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) van kracht. Volgens de CSDDD moeten deze bedrijven doorlopend onderzoek doen naar de sociale en milieu-impact van hun eigen activiteiten, van dochterondernemingen en van directe en indirecte partners verderop in de keten. Ook moeten zij aantoonbaar maatregelen nemen om negatieve impact van hun activiteiten te voorkomen en te beperken.

Due Diligence Directive

De Corporate Sustainability Due Diligence Directive heeft als doel bedrijven te verplichten om hun impact op mens, milieu en maatschappij in kaart te brengen en maatregelen te nemen om deze impact te verminderen. Hierbij moeten bedrijven niet alleen naar hun eigen activiteiten kijken, maar ook naar de activiteiten van hun ketenpartners.

Bedrijven in scope van deze richtlijn moeten grondig onderzoek doen om risico’s op het gebied van mensenrechten, arbeidsomstandigheden, milieu en corruptie te identificeren en aan te pakken. Zij moeten zorgen voor transparantie en verantwoording in hun bedrijfsvoering en actief streven naar duurzame en verantwoorde praktijken. Omdat bedrijven ook verantwoordelijk worden voor impact in de keten, moeten zij hun ketenpartners ook actief betrekken bij het onderzoeken en aanpakken van negatieve impact.

In opdracht van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur onderzocht Wageningen Economic Research de scope en de mogelijke gevolgen van deze richtlijn voor de Nederlandse agrofoodsector. “Volgens de criteria van de wet hebben 54 Nederlandse agrofoodbedrijven een inzetsverplichting onder de CSDDD”, aldus Miriam Vreman, onderzoeker bij Wageningen Economic Research. Op Europees niveau geldt de richtlijn voor bijna 7.000 bedrijven. Een veel grotere groep bedrijven krijgt indirect met de richtlijn te maken vanwege hun relatie met bedrijven die onder de richtlijn vallen.

Informatie uit de keten nodig

Doordat de richtlijn nadrukkelijk uitgaat van ketenverantwoordelijkheid, krijgen ook bedrijven zonder inzetverplichting te maken met CSDDD, stelt Miriam Vreman: “De 54 Nederlandse bedrijven waarop de CSDDD betrekking heeft, hebben informatie van bedrijven in hun keten nodig. Zij willen weten of specifieke activiteiten of specifieke business partners een risico vormen voor hun duurzame bedrijfsvoering.”

Bedrijven die buiten de scope van CSDDD vallen, moeten daardoor toch ook inzicht geven in hun sociale- en milieuprestaties. Vreman benadrukt dat het alleen geldt voor bedrijven die op basis van hun risico prioriteit krijgen: “Het is niet de bedoeling dat alle businesspartners van bedrijven onder scope te maken krijgen met deze verplichting.”

Krijgt bijvoorbeeld de individuele boer ermee te maken? Vreman: “Dat kan zeker, als er aan de bedrijfsvoering van deze boer hoge sociale of milieurisico’s kleven. Denk aan CO2-uitstoot, biodiversiteitsverlies of kinderarbeid. Dan kan het zo zijn dat het bedrijf in scope aan de slag wil met dit risico. Het streven van de wet is dat bedrijven onder de scope van CSDDD samen met andere ketenpartners aan de slag gaan om risico’s te verminderen of te stoppen. Een onwenselijke uitkomst zou zijn als contracten met ketenpartners in een risicocategorie niet worden verlengd, zonder dat er samengewerkt wordt aan het verminderen of uitbannen van risico’s. In het uiterste geval kan een bedrijf onder scope een forse boete krijgen.”

“Verantwoordelijkheid niet omdraaien”

Ze merkt op dat de CSDDD nog wel ruimte laat voor interpretatie. Belangrijke vraag is bijvoorbeeld wat de verantwoordelijkheid is van een bedrijf dat zelf niet onder de richtlijn valt: “Je kunt je voorstellen dat het voor een groot Nederlands agrofoodbedrijf verleidelijk is om de last van de richtlijn neer te leggen bij onderaannemers die zelf niet onder de wettelijke verplichting vallen. Dat zou betekenen dat bijvoorbeeld kleine en middelgrote ondernemers in Afrika en Azië contractueel moeten kunnen garanderen dat er geen sprake is van mensenrechten- of milieu-impact.”

Volgens Vreman zou dit de verantwoordelijkheid en last van de wet omdraaien, met vergaande consequenties voor grote groepen producenten over de hele wereld. “Terwijl het idee van de wet is dat juist de grote Europese bedrijven verantwoordelijkheid gaan nemen voor impact in hun eigen keten. Samenwerking met en ondersteuning van deze kleine ondernemers staat centraal om die impact te gaan voorkomen. Het zou goed zijn als er in de toelichting op de richtlijn ook aandacht is voor hoe bedrijven hierbij in de uitvoering worden begeleid.”

Bedrijven krijgen overigens de tijd. Vreman: “Als de impact in de keten in kaart is gebracht, mogen zij focussen op de grootste risico’s en vervolgens laten zien dat zij stappen zetten. Er is ruimte om stap voor stap progressie te boeken. Maar bedrijven moeten wel echt aan de slag.”

Due Diligence Dashboard

Veel ketenrisico’s, zoals ontbossing, dwangarbeid en kinderarbeid, liggen niet in Nederland, maar elders in de wereld. Het kan voor bedrijven een flinke kluif zijn om vast te stellen welke sectorrisico’s er spelen in landen waarin zij zakendoen. Daarom heeft Wageningen Economic Research het Due Diligence Dashboard ontwikkeld. Vreman legt uit: “Het dashboard identificeert acht sociale en zeven milieurisico’s voor specifieke agrofoodsectoren. Wil je bijvoorbeeld als bedrijf weten welke specifieke risico’s er in een land of regio aan de koffieproductie kleven, dan brengt het dashboard die voor je in kaart. Eind 2025 kun je op honderden thema-product-landcombinaties zoeken, in januari 2025 komt een kleinere scope alvast beschikbaar.”

De waarde van het dashboard is volgens Vreman dat bedrijven daarmee heldere prioriteiten kunnen stellen, gefundeerd op solide wetenschappelijk onderzoek. “Je ziet in een paar klikken wat de grote issues zijn waarmee je aan de slag moet.”