Een ruime meerderheid (67%) van de beroepsbevolking vindt het belangrijk dat de organisatie waarvoor zij werken een actieve bijdrage levert aan duurzaamheid. Wel is er vaak kritiek op de duurzaamheidscultuur, omdat de werkelijke gang van zaken lang niet altijd overeenkomt met de ambities die worden verkondigd. Dat is een van de opvallende uitkomsten van een groot KPMG-onderzoek onder een representatieve groep werknemers in verschillende sectoren in Nederland.
Te weinig kennis
66% van de ondervraagden geeft aan dat hun organisatie weliswaar duurzaamheidsdoelen heeft geformuleerd, maar dat ze niet weten welke acties of initiatieven er allemaal worden genomen om deze doelen te halen. Dit gebrek aan kennis is volgens veel ondervraagden de belangrijkste reden voor niet-duurzaam gedrag. Werknemers weten vaak te weinig over de duurzaamheidsregels van hun organisatie en missen duidelijke communicatie over dit onderwerp.
Draagvlak
Duurzaam gedrag wordt volgens 60% van de medewerkers ook te weinig gestimuleerd. Slechts 47% van de ondervraagden heeft het gevoel echt ondersteund te worden door hun organisatie om zich duurzaam te gedragen, bijvoorbeeld door de beschikbaarheid van voldoende laadpalen voor elektrische auto’s of door reizen met het openbaar vervoer te vergoeden. Hier komt bij dat slechts 1 op de 10 respondenten aangeeft dat er consequenties zitten aan niet-duurzaam gedrag. De bekrachtiging – en daarmee het bouwen aan meer draagvlak – schiet daarmee dus duidelijk te kort.
Loze woorden
Veel bestuurders en directeuren dragen volgens de bevraagde werknemers in onvoldoende mate het belang van duurzaamheid uit. Daar komt nog bij dat veel leidinggevenden in de ogen van medewerkers zelf niet altijd het goede voorbeeld geven. Als het bij loze woorden blijft, maakt dat de duurzaamheidsambities minder geloofwaardig, en dat zorgt bij de medewerkers voor minder intrinsieke motivatie om een actieve bijdrage te leveren. En daardoor blijft een echte duurzaamheidscultuur in veel organisaties nog uit. Zo is het (alleen) reizen met een benzineauto nog steeds de meest populaire vorm van woon-werk verkeer en worden veel documenten nog (enkelzijdig) geprint. Wel zien veel werknemers dat afval wordt gescheiden. Daar staat dan weer tegenover dat er vaak niks gebeurt om voedselverspilling tegen te gaan, bijvoorbeeld door bij georganiseerde lunches het overgebleven te verdelen onder collega’s. Het onderzoek laat vooral zien dat de geloofwaardigheid van de duurzaamheidsambities samenhangt met zichtbare acties en gedragingen en dat hier nog veel valt te verbeteren.
‘Doe wat je zegt!’
Angela Ruepert van KPMG Nederland voerde het onderzoek uit. “Dit onderzoek laat zien hoe belangrijk het is om het bij duurzaamheid niet alleen bij mooie woorden te houden, maar ook om daadwerkelijk actie te ondernemen en deze acties te laten zien. Niet alleen naar de buitenwereld, maar ook door medewerkers actief te betrekken. Zo versterk je de intrinsieke motivatie onder werknemers. Met andere woorden: doe wat je zegt! Alleen zo bereik je een echt gedragen duurzaamheidscultuur waarbij je de lat elke keer hoger kunt leggen en impact kunt maken.”
Over dit onderzoek en de Week van de Integriteit
KPMG Nederland deed voor de Week van de Integriteit onderzoek naar het verschil tussen duurzaamheidsambities en de dagelijkse realiteit binnen organisaties. De Week van de Integriteit heeft dit jaar als thema ‘Integriteit in duurzaamheid’, waarbij het gaat om de vraag of duurzaamheid door organisaties alleen maar wordt gepredikt of ook echt is terug te zien in de bedrijfsvoering. Oftewel: blijft het bij mooie woorden of worden er concrete stappen gezet? De vragenlijst is gebaseerd op het wetenschappelijke model van KPMG met daarin acht dimensies die integer en duurzaam gedrag binnen organisaties beïnvloeden. De Week van de Integriteit wordt van 9 tot en met 13 december 2024 georganiseerd door ICC.