Leon, Shivan en Joeri hebben geluk. Dat vinden ze in elk geval zelf. Ondanks een verstandelijke beperking hebben ze toch maar mooi ‘de beste baan van heel Utrecht’. Ze werken bij TivoliVredenburg. De ene dag zijn ze ‘Kan ik je helpen?’ medewerker, om de volgende dag achter de schermen te assisteren of drankjes rond te brengen in Het Gegeven Paard. De medewerkers zijn trots op hun werk. Ze doen ertoe.

Recent onderzoek van de Arbeidsinspectie onder 665 bedrijven wijst uit dat ze een uitzondering zijn. De inspectie laat zien dat bij slechts tien procent van de onderzoeksgroep enig draagvlak bestaat voor inclusie van mensen met een verstandelijke of psychische aandoening. Let wel, het percentage dat dit draagvlak ook omzet in concrete plannen en deze ook uitvoert, is minder dan de helft. Een belangrijke oorzaak is de complexiteit van het arbeidsbestel. Bedrijven zien door de overheidsbomen het bos niet meer. Zelf verwachten die bedrijven vaak ook te veel van mensen met een verstandelijke of psychische beperking. Ze nemen weinig tijd om de doelgroep in te werken. Ook wordt van mensen met een beperking eenzelfde prestatie verwacht als van mensen zonder. Paradoxaal genoeg leidt de krapte op de arbeidsmarkt ertoe dat potentiële medewerkers die bedrijven kunnen ontlasten door passend werk te verrichten, langs de kant blijven staan. Er is geen tijd voor hen.

Ons arbeidsstelsel, aldus de Arbeidsinspectie, belemmert daarmee de inclusie van mensen met een verstandelijke of psychische beperking, terwijl zij zinvol werk kunnen verrichten. Denk aan mensen met autisme. Ongeveer 2 procent van de wereldbevolking heeft een aan autisme gerelateerde stoornis. Het overgrote deel van het bedrijfsleven neemt geen mensen uit deze doelgroep aan. Een uitzondering vormt Auticon, waar mensen met autisme als softwaretoetser aan de slag kunnen. Ze werken op het hoogste niveau, tot zelfs bij centrale banken. In de regio Arnhem kiest men bewust voor activerend beleid. De gemeente zorgt voor passende ondersteuning van mensen met een beperking en van bedrijven. Zo bieden E-Care, Bakkerij Hilvers en een consortium van tien horecabedrijven meer dan honderd mensen met een beperking werk. Dat doen ze vanuit een sterke intrinsieke motivatie die ze koppelen aan een gezonde bedrijfszin. De mensen met een beperking die ze aannemen komen niet in aanmerking voor reguliere arbeid. Echter, met een beetje extra ondersteuning doen ze gewoon mee.

De oplossing van het probleem is onorthodox. Wil de overheid de doelgroep includeren dan zijn het juist bedrijven die adequate ondersteuning nodig hebben. Dat begint ermee dat de overheid de taal van het bedrijfsleven leert spreken en begrijpt op welke wijze mensen met een beperking waarde(n) toevoegen voor ondernemingen. Daarnaast is het zaak bedrijven te faciliteren om passend werk te scheppen door jobcarving en job creation. Ten derde moet de overheid goede begeleiding mogelijk maken voor werkgevers en werknemers. Inclusie vraagt tijd en aandacht. Daarnaast dient de overheid goede voorbeelden onder de aandacht te brengen. Denk aan duurzame fietsenmaker Roetz, brouwerij De Prael, de Koekfabriek of Confed dat onderdelen assembleert voor Quooker of horecaonderneming The Colour Kitchen. Verspreiding van de recent uitgebrachte handreiking De weg van waarden van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland helpt daarbij zeker.

Analyse leert dat succesvolle bedrijven passende arbeid scheppen, adequate begeleiding geven, zorgen voor verbinding en training en opleiding aanbieden. Het vraagt ook om samenwerking, zoals in het geval van TivoliVredenburg en zorgorganisatie Amerpoort. Dit succes leidt ertoe, aldus de Arbeidsinspectie, dat bedrijven die werk bieden aan mensen met een beperking vaker bereid zijn om dat in de toekomst nogmaals te doen. Dat klinkt logisch, maar het toont vooral aan dat de Leon’s, Shivan’s en Joerie’s van deze wereld waardenvol werk doen, als ze tijd, aandacht en de juiste begeleiding krijgen.

Prof. Dr. Harry Hummels is hoogleraar Ethics, Organisations and Society aan de School of Business and Economics van Maastricht University

Dit opinie-artikel is na bewerking ook verschenen in het FD