De Nederlandse energie-intensieve basisindustrie* heeft de grootste CO2-uitstoot in Europa, na Duitsland. De Nederlandse overheid subsidieert met €20,8 miljard jaarlijks bedrijven in Nederland die grondstoffen en energie importeren, en hun producten grotendeels exporteren. Alle bedrijven in deze sector zijn in buitenlandse handen. Deze energie-intensieve industrie is niet toekomst-bestendig, en vormt een rem op groene, klimaatbestendige economische ontwikkelingen. Dat is de conclusie van het onderzoek De energie-intensieve basisindustrie: Hoge kosten, weinig baten.

Nummer 2 in Europa

Gemeten in absolute emissies – 38,7 megaton in 2022 – is de energie-intensieve (of: basisindustrie) in Nederland de nummer 2 in Europa. Deze industrie is daarmee dan ook onevenredig groot: groter dan in landen als Frankrijk, Polen of Spanje. De overheid heeft de groei van de basisindustrie bewust gestimuleerd, maar nu Nederland niet langer van goedkoop Gronings gas kan profiteren, moet dit beleid worden herzien.

Regio’s en landen als Spanje (met veel zon), Scandinavië (met waterkracht) en IJsland (geothermie) zullen structureel lagere energiekosten krijgen, nu Nederland het moet doen met geïmporteerd LNG of waterstof.

Daarnaast laat het rapport zien dat de de energie-intensieve basisindustrie op dit moment een onevenredig groot beslag legt op de beschikbare energie (36 procent), een onevenredige hoeveelheid fossiele subsidies ontvangt (52 procent), en slechts 1,3 procent bijdraagt aan de Nederlandse werkgelegenheid.

De energie-intensieve industrie bestaat uit bedrijven die grondstoffen importeren (olie, ijzererts, zinkerts, of LNG voor kunstmest) om met goedkope energie (mede dankzij subsidies) halffabricaten te produceren, grotendeels voor de export.

20,8 miljard per jaar

De omvang van fossiele subsidies in de energie-intensieve basisindustrie bedraagt jaarlijks €20,8 miljard en vormt een rem op de transitie naar duurzame economische activiteiten. Alle bedrijven in de energie-intensieve basisindustrie zijn in handen van buitenlandse multinationals. Al jaren dalen hier de investeringen en stijgen de beloningen voor aandeelhouders. Door de hoge beloningen aan de aandeelhouders zijn bedrijven zelf minder goed in staat om de noodzakelijke investeringen te doen die nodig zijn om van fossiele energie en grondstoffen af te komen.

“Vasthouden aan de energie-intensieve structuur die in het verleden tot stand is gekomen met behulp van goedkoop gas, betekent een rem op de ontwikkeling van hoogwaardige industrie en andere toekomstbestendige economische activiteiten”, zegt SOMO-onderzoeker Rodrigo Fernandez.

Netcongestie

De onderzoekers noemen het voorbeeld van netcongestie. Nieuwe innovatieve bedrijven hebben moeite met elektrificeren. Er is vaak geen ruimte op het stroomnet, mede door de energie-intensieve basisindustrie die een onevenredig groot beslag legt op het elektriciteitsnet.

Vorig jaar concludeerden Milieudefensie, Oil Change International en SOMO al dat het grootste deel van de fossiele subsidies bestaat uit fiscale regelingen voor grootverbruikers in de Nederlandse industrie. Van scheepvaart (€6,7 miljard) tot luchtvaart (€2,4) en van fossiele elektriciteit (€5,4 miljard) tot de olieverwerkende industrie (€2,4 miljard); grootverbruikers ontvangen kortingen, belastingvoordelen, vrijstellingen of gunstige belastingtarieven.

Dit vervolgonderzoek brengt de grootverbruikers gedetailleerd in kaart.

Toelichting: De totale fossiele subsidies bevatten meer dan 30 maatregelen, bedragen tussen €39,7 – €46,4 miljard en bestrijken meer dan 10 sectoren. Het rondetafelgesprek van donderdag 16 mei legt de focus op een van de grootste ontvangers van fossiele subsidies: de energie-intensieve basisindustrie. Dit is een cluster van bedrijven dat zich bezighoudt met de productie van olie, metaal, chemische stoffen en kunstmest.