Steeds meer grote internationale zuivelverwerkers hebben doelen om de CO2-voetafdruk van melk fors te reduceren op weg naar 2030 en daarna. Die doelen leunen op een grote diversiteit aan maatregelen die deels door henzelf, maar voor een groot deel ook door melkveehouders en hun leveranciers, moeten worden genomen. Dit vraagt vaak om extra uitgaven en investeringen, maar het is een worsteling om daarvoor een vergoeding uit de markt te halen. Zeker omdat consumenten vooralsnog weinig extra geld over hebben voor melk met een lagere CO2-voetafdruk. Dit blijkt uit een analyse van ING Research van de klimaatdoelen van internationale zuivelverwerkingsbedrijven en wat er voor nodig is om die te bereiken.
Groeiend aantal zuivelverwerkers wereldwijd heeft CO2 reductie doelen
Het merendeel van dertig van de grootste zuivelverwerkers wereldwijd heeft inmiddels CO2 reductiedoelen vastgesteld voor hun eigen fabrieken en hun toeleverketen. Tot deze dertig bedrijven behoren ook meerdere grote Nederlandse en in Nederland gevestigde zuivelverwerkers. Uit berekeningen van ING Research blijkt dat zij in 2030 gemiddeld streven naar een CO2-reductie van 40% in hun fabrieken ten opzichte van 2020 en dat zij dat met name doen via maatregelen die energie besparen en de afhankelijkheid van fossiele energiebronnen verminderen.
Doelen voor boeren en andere toeleveranciers zijn essentieel
Om in de buurt te komen van CO2-neutrale melk zijn de doelen voor hun toeleverketen van groot belang. 95% van de emissies van zuivelproducten vindt immers niet in de fabriek plaats maar elders in de keten en dan vooral bij boeren. De doelen van zuivelverwerkers voor toeleveranciers verschillen sterk, mede omdat sommige bedrijven een absolute reductie nastreven terwijl andere bedrijven inzetten op een reductie van de uitstoot per liter geproduceerde melk. Daarnaast zijn veel doelen nog in ontwikkeling en worden ze meer en meer in lijn gebracht met internationale standaarden.
De CO2-uitstoot van de productie van een kilogram melk in Nederland ligt rond de 1,05 kilogram CO2. Dat is in internationaal perspectief relatief laag, alhoewel er wel andere zuivel exporterende landen zijn waar die voetafdruk lager is.
Scala van maatregelen nodig om CO2 voetafdruk van melk te verlagen
Om hun doelen te bereiken zetten zuivelverwerkers in op een scala van maatregelen variërend van mestvergisting tot voeradditieven en van energie-efficiëntie maatregelen tot industriële warmtepompen. In veel gevallen vergt dat aanzienlijke investeringen of leidt het tot hogere operationele kosten voor zuivelverwerkers en melkveehouders. Grote zuivelverwerkers zoals FrieslandCampina en Arla reserveren daarom miljarden euro’s voor duurzaamheidsinvesteringen en -premies.
Zuivelbedrijven worstelen met doorberekenen van hogere kosten
Hoewel de vraag vanuit zakelijke klanten, zoals voedingsproducenten, supermarkten en horeca-ketens, naar melk en zuivelproducten met een lagere CO2-footprint toeneemt, worstelen zuivelverwerkers met het doorberekenen van kosten voor verduurzaming. Dit komt onder andere omdat voor consumenten in Nederland en in het buitenland een lagere CO2-voetafdruk nauwelijks een rol speelt bij hun aankoopbeslissing. Verder exporteert de zuivelindustrie veel zuivelproducten en is een lage kostprijs zeer belangrijk in een competitieve markt.
Een voorbeeld van een maatregel die kostenverhogend werkt, is de inzet van methaan reducerende voeradditieven. Die additieven kunnen de CO2-voetafdruk van melk naar schatting met zo’n 10% verlagen maar kosten een melkveehouder met 150 koeien op jaarbasis naar schatting tussen de 7.500 tot 10.000 euro. Als die hogere kosten worden doorgegeven tot aan de consument stijgt de prijs van een liter melk met circa 1 cent. Dat lijkt wellicht weinig maar binnen een zeer competitieve zuivelmarkt is dat al snel een kostennadeel. Veel andere maatregelen op boerderijen en in fabrieken zijn relatief duurder per ton gereduceerde CO2.
Belangrijke stappen gezet, maar nog een lange weg te gaan
Veel internationale zuivelbedrijven hebben belangrijke stappen gezet op de lange weg naar CO2-neutraliteit door reductiedoelen te stellen en die te verankeren in hun bedrijfsstrategie. Hoewel sommige bedrijven dat voorbeeld nog moeten volgen, ligt de nadruk voor de meeste bedrijven in de komende jaren op het uitvoeren van hun doelstellingen. Dat betekent kapitaal vrijmaken en inzetten om het energieverbruik in zuivelfabrieken te verminderen en het aandeel fossiele energie te verlagen.
Nog belangrijker is het om grote en diverse groepen melkveehouders achter deze doelen te krijgen. Dit zal veel zendingswerk van zuivelbedrijven vragen en omvat onder andere ook het verstrekken van de juiste tools en stimulansen aan boeren. Verder betekent het dat ze hun gewicht in de schaal moeten leggen voor beleid dat boeren kan stimuleren om CO2-reductiemaatregelen te nemen. Het feit dat de wereldwijde vraag naar zuivel zal blijven groeien richting 2030 en 2050 maakt het nog uitdagender om de absolute reducties van landbouw en industriële emissies te bereiken die uiteindelijk nodig zijn om de opwarming van de aarde te beperken.