De ministeries van BZK, I&W, LNV en EZK trekken 200 miljoen euro uit om het grootschalig gebruik van biobased bouwmaterialen te stimuleren. Biobased bouwen is een zeer kansrijke methode om de milieu-impact van de landbouw, industrie en de bouw te verlagen. De uitstoot van CO2 is lager en er zijn minder niet-hernieuwbare grondstoffen nodig, omdat materialen steeds weer aangroeien. De Nationale Aanpak Biobased Bouwen (NABB) moet leiden tot een nieuwe nationale markt voor de grootschalige teelt, verwerking en toepassing van biobased bouwmaterialen. Dit geeft boeren perspectief op een duurzaam verdienmodel, terwijl bouwers over voldoende duurzame materialen kunnen beschikken. Daarnaast draagt het bij aan een circulaire economie.
Met de Nationale Aanpak stellen de ministeries tot 2025 (fase 1) 25 miljoen euro beschikbaar om een markt op te zetten. De overige 175 miljoen euro is een reservering om de markt uit te breiden in de jaren daarna (2025-2030, fase 2). De aanpak is opgesteld in samenwerking met andere overheidspartijen, marktpartijen en kennisinstellingen.
De ambitie is om in 2030 minstens 30 procent van de nieuwbouwwoningen met minimaal 30 procent biobased materialen te realiseren. Hetzelfde percentage geldt als doelstelling voor isolatiemaatregelen voor verduurzaming en voor de gebruikte materialen voor utiliteitsbouw. Ook moet een substantieel deel van de materialen voor infrastructurele bouwwerken en objecten, zoals asfalt, straatmeubilair en fietsbruggen biobased zijn. Hiervoor moeten er in 2030 minstens 25 producerende ketens van boeren, industriële verwerkers en bouwers zijn. Doel is dat de teelt van vezelgewassen voor bouwmaterialen groeit van circa 2.000 naar 50.000 hectare en de verwerkingscapaciteit naar minimaal 400.000 ton vezels per jaar.
“De ervaring leert dat een markt niet vanzelf tot stand komt”, zegt minister Hugo de Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. “Het aandeel biobased is nu nog erg klein en het is voor marktpartijen niet gemakkelijk om dit aandeel zelfstandig te vergroten. Met deze investering willen we de markt het zetje geven dat nodig is om uit te groeien tot een volwaardige markt, van de boer die een gewas produceert tot de verwerker en de bouwer die het product uiteindelijk gebruikt. We gaan dus van plant naar pand; hier groeien huizen.”
De belangrijkste actie om dit voor elkaar te krijgen is het opzetten en opschalen van ketens van boeren, verwerkers en bouwers. Hiervoor stelt het plan een breed palet aan maatregelen voor. De vraag naar biobased isolatiematerialen wordt gestimuleerd door de aanscherping van de milieuprestatie-eis voor gebouwen, met zwaardere sturing op CO2. Ook komt er een financiële stimulans in de vorm van een bonus in de subsidieregelingen voor woningeigenaren.
In de infrasector gaat de overheid nadrukkelijker sturen op milieuprestaties en via stimuleringsregelingen biobased innovaties belonen. De verwerkende industrie ontvangt daarnaast financiële steun via een regeling om productiefaciliteiten op te zetten. Voor boeren is het vooral van belang dat zij kunnen meedoen in ketens van boeren, verwerkers en bouwers, ondersteund door langjarige afspraken. Zo loont het ook om bijvoorbeeld vezelhennep te telen. Verder wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om door middel van carbon credits de inkomsten te verbeteren van boeren die vezels telen. Building Balance is de partij die gericht aan de slag gaat met het opzetten van ketens. Zij hebben eerder al meerdere ketens in het land opgezet.
Opdrachten vanuit de overheid kunnen vraag stimuleren
In het plan staat ook beschreven hoe grote opdrachtgevers zoals het Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat, ProRail en woningcorporaties, vanwege hun omvangrijke bouwprojecten, kunnen bijdragen aan het vergroten van de vraag naar biobased materialen. Rijkswaterstaat is al ver gevorderd met de ontwikkeling van asfalt waarin biogrondstoffen de plaats innemen van fossiele grondstoffen (bitumen). Samen met deze partijen kijken de betrokken ministeries naar manieren om de criteria voor de aanvraag hiervan te versnellen, en welke indicatoren daarvoor gebruikt kunnen worden.