Kunnen Nederlandse melkveebedrijven die duurzamer werken ook economisch goed of zelfs beter presteren dan minder duurzame melkveebedrijven? Ja, dat kan, blijkt uit een onderzoek van Wageningen Economic Research, gedaan in opdracht van de Duurzame Zuivelketen een themagroep van ZuivelNL.
De onderzoekers concluderen dat Nederlandse melkveebedrijven die het beste scoorden op duurzaamheidsdoelen van de Duurzame Zuivelketen, ook economisch beter presteerden. Ze kozen de melkveebedrijven die het best presteerden op de duurzaamheidsthema’s biodiversiteit, klimaat en grondgebondenheid en vergeleken die met de rest van de melkveebedrijven. Ze keken daarbij naar bedrijfskenmerken, technische resultaten en economie. Dat de duurzamere bedrijven ook economisch beter presteerden, wil echter niet zeggen dat er voor andere melkveebedrijven dan ook economisch perspectief is om hun bedrijf in die richting te ontwikkelen in de toekomst.
Lagere kosten en hogere opbrengsten per kg melk
De kosten die direct te maken hebben met melk- en gewasproductie zijn bij de duurzamere melkveebedrijven 2,56 euro per 100 kg melk lager dan bij de rest. Dit komt vooral door de lagere kosten voor veevoer (-2,13 euro) en door lagere mestafzetkosten (-0,25 euro). Beide hangen samen met de lagere melkproductie per hectare. De duurzamere melkveebedrijven zijn gemiddeld extensiever en produceren 150.000 kg minder melk op bedrijfsniveau dan de restgroep. De melkproductie per hectare bedraagt bij de duurzamere melkveebedrijven gemiddeld bijna 14.400 kg, terwijl de restgroep daar ruim 3.000 kg boven zit. Ook de kosten voor diergezondheid zijn lager (-0,14 euro). De totale kosten per 100 kg melk liggen 1,68 euro lager bij de duurzamere melkveebedrijven, maar dat verschil is niet significant.
Naast lagere kosten, hebben de duurzamere melkveebedrijven ook 3,30 euro hogere opbrengsten per 100 kg melk. Ongeveer de helft van dit verschil is het gevolg van hogere melkopbrengsten (+ 1,67 euro). Dit kan onder andere worden verklaard door de financiële waardering van milieu- en/of andere duurzaamheidsprestaties op de beste bedrijven. Het aandeel biologische bedrijven en bedrijven met het On the way to PlanetProof keurmerk blijkt in de groep best presterende bedrijven namelijk hoger te liggen dan bij de rest van de bedrijven. Belangrijk om hierbij te beseffen is dat andere melkveehouders die dat zouden willen niet altijd zomaar melk kunnen leveren voor dergelijke melkstromen. Zaken als marktvraag en de ligging van het bedrijf in Nederland kunnen hierbij bepalend zijn.
De lagere kosten en hogere opbrengsten per 100 kg melk leiden bij de duurzamere melkveebedrijven, ondanks de kleinere bedrijfsomvang, tot een inkomen dat ruim 28.500 euro hoger is op bedrijfsniveau dan de restgroep.
Ervaring telt
De duurzamere melkveebedrijven worden vaker gerund door veehouders tussen de 45 en 55 jaar en minder door ondernemers onder de 45 jaar. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat jongere veehouders relatief minder ervaring hebben. Melkveehouders van middelbare leeftijd hebben al leergeld betaald en daarmee hun vakmanschap verder ontwikkeld. Een andere verklaring kan zijn dat jonge ondernemers meer bezig zijn met groei of bedrijfsontwikkeling en minder met optimalisatie.
Minder veengrond
De duurzamere melkveebedrijven hebben 12% minder veengrond dan de rest van de bedrijven en de op het bedrijf meest voorkomende grondsoort is vaker zand. Wat betreft provinciale verdeling, liggen de duurzamere bedrijven voornamelijk in Overijssel, Friesland en Groningen, en zijn ze minder dan de rest van de bedrijven vertegenwoordigd in Gelderland, Noord-Holland en Drenthe. Deels zou deze spreiding te maken kunnen hebben met de droogte in 2020. Droogte heeft mogelijk een negatieve invloed gehad op de duurzaamheidsprestaties. De droogte was extremer in Gelderland en speelde nauwelijks een rol in het noorden van het land.
Vakmanschap en ondernemerschap belangrijk
Vakmanschap blijkt medebepalend voor prestaties op het gebied van duurzaamheid. Door kennistrajecten en/of de inzet van onafhankelijk adviseurs of coaches kan dit vakmanschap vergroot worden.
Ook ondernemerschap is van belang, waarbij het voor duurzamere veehouders kenmerkend is dat zij vasthouden aan een ingezette eigen koers die bij ze past en dat ze die lijn consequent vasthouden. Veehouders kunnen gefaciliteerd worden bij het bepalen van de juiste koers en het maken van strategische keuzes.
De langetermijndoelen van zuivelverwerkers kunnen melkveehouders ook helpen bij het inzetten van een bepaalde koers. Deze doelen geven namelijk duidelijkheid over wat van een melkveehouder als lid of leverancier van een zuivelverwerker wordt verwacht in de toekomst.
Extensief zijn is niet hetzelfde als extensief worden
In het onderzoek is teruggekeken en het onderzoek geeft daarmee geen antwoord op de vraag hoe je tot een andere bedrijfsvoering komt. De duurzamere bedrijven zijn extensiever en hebben een hoger inkomen in dit onderzoek. Dit wil niet zeggen dat extensivering economisch uit kan. Extensief zijn is namelijk niet hetzelfde als extensief worden. Bedrijven met een extensieve(re) bedrijfsvoering kunnen bijvoorbeeld al decennialang een strategie hebben gevolgd om bij groei van het bedrijf een bepaalde balans te houden in de verhouding grond en dieren. Gezien de huidige maatschappelijke context hebben deze bedrijven nu een betere uitgangssituatie.
Andere bedrijven kunnen binnen de in het verleden geldende wetgeving juist bewust gekozen hebben voor een intensievere bedrijfsvoering waarbij relatief meer is geïnvesteerd in bijvoorbeeld productierechten (melkquotum en later fosfaatrechten), functionele stallen en mestverwerking. Voor die bedrijven kan het economisch gezien moeilijk of onmogelijk zijn om nu te extensiveren, bijvoorbeeld vanwege de al gedane investeringen in het verleden. Extensiveren betekent immers of meer grond en grond is duur en niet altijd beschikbaar. Of extensiveren betekent minder dieren houden waardoor niet alle stalcapaciteit wordt benut en de vaste kosten per kg melk toenemen.