Nederland ligt nog niet op koers om in 2030 alle eerder dit jaar aangescherpte Europese doelen voor energiebesparing te halen. Tegelijk stijgt door de plannen in de Voorjaarsnota Klimaat het aandeel hernieuwbare energie in het finale energieverbruik flink. Daardoor komt het eveneens aangescherpte doel voor hernieuwbare energie in zicht. Dit blijkt uit het tweede deel van de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2023 over energiebesparing en hernieuwbare energie. Op Prinsjesdag bleek uit het eerste deel van de KEV dat het Nederlandse doel voor broeikasgasemissies voor het eerst in zicht is.
Oude doel finaal energieverbruik gehaald; nieuw doel alleen als alles meezit
Het Nederlandse doel voor energieverbruik bij eindgebruikers is eerder dit jaar door een herziening van de Europese Energiebesparingsrichtlijn EED aangescherpt van maximaal 1837 naar maximaal 1609 petajoule Het nieuwe doel ligt net binnen de geraamde bandbreedte van 1566 tot 1818 petajoule; alles zou moeten meezitten om het doel in 2030 te halen. Het nieuwe doel vergt een daling van 15 procent ten opzichte van het energieverbruik in 2021. Door de plannen uit de Voorjaarsnota Klimaat daalt het finaal energieverbruik in 2030 met 115 petajoule . Dit is te danken aan meer elektrische voertuigen en Betalen naar Gebruik (ongeveer 60 petajoule), maatwerkafspraken met de industrie (ongeveer 35 petajoule) en warmtepompen, energiebesparingsplicht en uitfasering van huurwoningen met slechte energielabels (ongeveer 20 petajoule).
Aangescherpte doel primair energieverbruik ligt nog buiten bereik
Het doel voor het primair energieverbruik is aangescherpt naar 1935 petajoule in 2030 een vermindering van 24 procent ten opzichte van 2021. Primair energieverbruik telt naast het finaal energieverbruik bij eindverbruikers ook de omzettingsverliezen (vooral als warmte) in de energiesector. Het doel ligt buiten de geraamde bandbreedte van 1951 tot 2323 petajoule de KEV 2023 raming. De plannen uit de Voorjaarsnota Klimaat dragen weliswaar bij aan extra besparing bij eindverbruikers, maar niet aan een verdere daling van omzettingsverliezen in de energiesector. De elektriciteitsvraag groeit door elektrolyse voor groene waterstof en elektrificatie in de industrie en mobiliteit harder dan de groei van zon en windstroom kan bijbenen. Dat vraagt meer gas verbruik voor elektriciteitsproductie. Klimaatplannen die nog niet zijn doorgerekend, zoals CO2-afvang en opslag bij afvalverbrandingsinstallaties en negatieve emissies bij elektriciteitscentrales kosten bovendien extra energie en zorgen daarmee voor een nóg hoger primair energieverbruik.
Flink hogere energie besparing tussen 2021 en 2030 door nationaal beleid
Er is ook een Europees doel voor de snelheid waarmee het energieverbruik daalt door nationaal energiebesparingsbeleid. Dit doel uit de Energiebesparingsrichtlijn EED is mede als reactie op de Russische invasie in de Oekraïne ook aangescherpt. Het doel is uit te drukken als de totale energiebesparing tussen 2021 en 2030. Dit bindende doel voor Nederland is van 924 petajoule aangescherpt naar 1285 petajoule. De totale energiebesparing in deze periode is in de raming van dit jaar anderhalf keer groter dan in de raming van vorig jaar, dankzij de plannen uit het Voorjaarspakket waarvoor een effectschatting kon worden gemaakt. Daarmee is in de KEV 2023 het nieuwe doel van 1285 petajoule binnen bereik; het ligt halverwege de geraamde bandbreedte van 1168 tot 1415 petajoule.
Fors hoger aandeel hernieuwbare energie, maar doel stijgt nóg harder
Met de nieuwe plannen komt het aandeel hernieuwbare energie in Nederland in de KEV 2023 tussen de 32 en 42 procent. Dat is flink (4 tot 8 procentpunt) meer dan de raming van vorig jaar. Dit komt vooral door de extra inzet van biobrandstoffen in de mobiliteit, meer zonnepanelen en een lager finaal verbruik. Het Nederlandse doel voor hernieuwbare energie stijgt echter nóg sterker: met 11 procentpunt van 27 procent naar waarschijnlijk 38 procent volgens de herziening van de Hernieuwbare Energie Richtlijn (REDIII). Het nieuwe Nederlandse doel van 38 procent hernieuwbare energie volgt naar verwachting uit het doel dat voor Europa als geheel in september 2023 is vastgesteld op 42,5 procent (en liefst 45 procent).
Sectordoelen hernieuwbare energie nog niet in zicht
In dezelfde herziening van de Hernieuwbare Energie Richtlijn (RED III) worden ook subdoelen voor het gebruik van hernieuwbare energie in de sectoren industrie, mobiliteit, gebouwde omgeving en warmte geïntroduceerd en aangescherpt. Dit moet het gebruik van hernieuwbare energie bevorderen in sectoren waar dit nog moeizaam verloopt. Om die subdoelen te realiseren moet er de komende jaren nog veel gebeuren.
Dit jaar een iets andere KEV
De KEV 2023 actualiseert de ramingen uit de KEV 2022 op hoofdlijnen en presenteert één nieuwe raming voor broeikasgasemissies, energiebesparing en hernieuw bare energie voor 2030. Hierin tellen klimaatbeleidswijzigingen met een substantieel effect in 2030 mee. Dit omvat zowel concreet uitgewerkt beleid (vastgesteld en voorgenomen) als nog niet volledig uitgewerkte plannen (geagendeerd beleid). In andere jaren was een raming met alleen concreet uitgewerkt beleid de kern van de KEV; een effectschatting van minder uitgewerkt (geagendeerd) beleid werd daar apart naast gezet.
De KEV als monitorings- en verantwoordingsinstrument
De jaarlijkse Klimaat- en Energieverkenning is op basis van de Klimaatwet één van de verantwoordingsinstrumenten van het Nederlandse klimaat en energiebeleid. Ook monitort de KEV de voortgang. De KEV wordt opgesteld door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in nauwe samenwerking met TNO, CBS en RIVM, en met bijdragen van RVO en WUR.