Herstel achteraf van smeltende ijskappen is onmogelijk. Ecologische rampen elders in de wereld kunnen een nieuwe grote volksverhuizing veroorzaken, wat ook grote gevolgen kan hebben voor ‘veilige’ landen. Ook al zullen we de effecten van de grote mondiale leefomgevingsopgaven – klimaatverandering, afnemende mondiale biodiversiteit en schaarse grondstoffen – pas op termijn echt voelen, ze vragen nu dringend om een herijking van het rijksbeleid. Dit vereist vooral een heldere visie van de Rijksoverheid, die leidt tot een voorspelbare koers en concrete actie. Soms zal dat ingaan tegen gevestigde belangen en kortetermijnvoorkeuren van burgers en bedrijven.

Toch is aanpakken nodig om te voorkomen dat de grote leefomgevingsopgaven op termijn een ontwrichtende uitwerking krijgen op economie en samenleving, omdat de hypotheek op de toekomst dan onbetaalbaar wordt.

De toekomst van Nederland ligt in vergroening – en dat zou nadrukkelijk in de formatie moeten worden meegenomen, aldus het PBL. Nederland zal met name moeten inzetten op de ontwikkeling van een CO2-arm energiesysteem en op duurzame productie en consumptie van voedsel. De uitdaging is om met de innovatieve kracht van bedrijven de afhankelijkheid van de Nederlandse economie van natuurlijke hulpbronnen zoveel mogelijk te verkleinen. Vergroening maakt meer kans met een slimme ruimtelijke inrichting van Nederland. Dat beperkt de vraag naar hulpbronnen, vermindert de milieudruk verder en creëert bovendien ruimte voor een duurzame productie van energie en voedsel. Een dergelijke vergroening van de economie maakt Nederland bovendien concurrerender als vestigingsplaats.

Deze aanbevelingen doet het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) in de Balans van de Leefomgeving 2012, die vandaag is aangeboden aan demissionair minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu. In deze Balans biedt het PBL – samen met onderzoekers van Wageningen UR – feiten en beleidsanalyses op het brede terrein van de leefomgeving. Het rapport focust op zes themagebieden:

klimaat en energie
voedselvoorziening
waterveiligheid en waterbeheer
bereikbaarheid
stedelijke gebiedsontwikkeling
landelijk gebied en natuur.

Op elk van deze gebieden is een kansrijke mix van mogelijke verbeteringen geïdentificeerd.

De Balans van de Leefomgeving 2012 bestaat naast een boek ook uit een website. De ‘digitale balans’ staat online en geeft concrete ontwikkelingen op alle genoemde thema’s en op alle gestelde milieu-, natuur- en ruimtelijke doelen.

Een kansrijke Rijksstrategie voor de komende decennia
De Balans geeft aan hoe een effectieve strategie van het nieuwe kabinet voor verbetering van de leefomgevingskwaliteit eruit kan zien:

Alles begint met een heldere en consequent vastgehouden visie en stellingname van de Rijksoverheid. Een duidelijke koers van de overheid vergroot de actie- en investeringsbereidheid van burgers, bedrijven en andere overheden. Wat nu bijvoorbeeld mist is een samenhangende visie op een duurzaam en efficiënt mobiliteitssysteem, die niet alleen ingaat op aanleg en het gebruik van infrastructuur, maar ook op het beperken van de mobiliteitsbehoefte, zowel via beprijzing als door het meer in elkaars nabijheid brengen van wonen, werken en recreëren.

Hernieuwbare energie, de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur, het waterkwaliteitsbeleid en de landbouw zijn andere onderwerpen waarvoor een strategische Rijksvisie moet worden ontwikkeld.
Om tot de noodzakelijke vergroening van de economie te komen, is een combinatie van ‘wortel’- én ‘stok’-maatregelen nodig. Veel burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden willen op eigen initiatief bijdragen aan vergroening. Om die principe-bereidheid om te zetten in daadwerkelijke actie, is het essentieel dat de rijksoverheid deze groepen faciliteert, bijvoorbeeld door R&D (onderzoek en ontwikkeling) te ondersteunen, vroegtijdig vast te leggen hoe regelgeving zich zal ontwikkelen, en soms door hinderlijke regels af te schaffen.

Er zijn ook burgers en bedrijven die hun gedrag best willen aanpassen om de leefomgeving te verbeteren als hun dat direct voordeel oplevert. Overheden kunnen wenselijke investeringen en gedrag van calculerende burgers en bedrijven stimuleren door deze anders te beprijzen, bijvoorbeeld op het gebied van mobiliteit en CO2-uitstoot. Subsidieregelingen voor de opwekking van duurzame energie en agrarisch natuurbeheer vormen andere beprijzingsvoorbeelden.

Om te voorkomen dat bereidwilligen de handdoek in de ring gooien als anderen ongestraft hun bijdrage kunnen ontlopen, is ook regulering nodig. Deze vormt de stok: afdwingbare minimumregels waaraan iedereen zich moet houden. Handhaving van regelgeving is daarbij cruciaal voor het vertrouwen in de overheid.

Per onderwerp bezien wat het meest geschikte schaalniveau is voor effectief beleid: internationaal, nationaal of regionaal. Voor de reductie van de CO2-uitstoot zijn internationale afspraken nodig; voor complexe ruimtelijke vraagstukken is daarentegen regionaal maatwerk een kansrijke strategie.

Met regionaal maatwerk valt een slimme ruimtelijke inrichting van Nederland te bereiken, die bovendien de afhankelijkheid van natuurlijke hulpbronnen kan verkleinen. Dat vereist wel een goede bovenregionale afstemming van infrastructuur, verstedelijking, landbouw en natuur. Succesvolle decentralisatie is niet mogelijk zonder blijvende betrokkenheid van het Rijk, bijvoorbeeld door regio’s met kennis en geld te ondersteunen en hen te informeren over bovenregionale ontwikkelingen. Zo zal de Rijksoverheid een duidelijke keuze moeten maken waar de landbouw prioriteit krijgt in het landelijk gebied, en waar de natuur en/of water. Dat voorkomt ook inefficiënte investeringen doordat initiatieven elkaar in de weg zitten.

Successen in Nederland versus moeilijk op te lossen mondiale problemen

Dichtbij huis is de kwaliteit van onze leefomgeving de afgelopen decennia op veel terreinen fors verbeterd ondanks een forse groei van de economie. De milieukwaliteit is mede dankzij doeltreffende Europese maatregelen aanzienlijk verhoogd, zowel voor lucht, water als bodem. De achteruitgang van de biodiversiteit in Nederland is geremd. Goed gecoördineerde ruimtelijke investeringen van overheden en private partijen hebben gezorgd voor versterking van de infrastructuur en voor renovatie van vervallen wijken. Dit alles is een succes van het rijksbeleid voor milieu, natuur en ruimte. Daar staat tegenover dat de productie van goederen die Nederland importeert veel vervuiling, aantasting van biodiversiteit en gebruik van grondstoffen veroorzaakt in de rest van de wereld. De groei van de wereldbevolking en de stijgende welvaart in opkomende economieën leiden tot drie grote mondiale opgaven voor de leefomgeving: klimaatverandering tegengaan, het verlies aan mondiale biodiversiteit stoppen en verstandig omgaan met schaarse grondstoffen zoals fossiele energie, meststoffen en zeldzame metalen. Bij deze grensoverschrijdende problemen is het lastig om tot wezenlijke verbeteringen te komen, omdat dit internationaal gecoördineerde maatregelen vergt. Bovendien is er geen directe relatie tussen betalen en genieten, bijvoorbeeld bij vermindering van de CO2-uitstoot. Toch zijn er voor de Nederlandse overheid wel concrete stappen te zetten, allereerst door vaker een pro-actieve rol te kiezen in internationale gremia. Aangrijpingspunten hiervoor zitten niet alleen op het terrein van energie en voedsel. Een slimme ruimtelijke inrichting van Nederland biedt ruimte voor een duurzame productie van energie en voedsel maar is voor burgers en bedrijven ook aantrekkelijk om te wonen, werken, recreëren en produceren op een wijze die zo min mogelijk beslag legt op natuurlijke hulpbronnen. Een effectief, samenhangend leefomgevingsbeleid creëert voor de samenleving mogelijkheden om op alle relevante gebieden te werken aan de grote opgaven.