Amsterdam, 6 april 2012

Geachte leden van de Commissie Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, In verband met het Algemeen Overleg over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen op 11 april a.s. wil het MVO Platform graag een aantal aanbevelingen aan u voorleggen.

Due diligence

Blijkens de brief van staatssecretaris Bleker van 29 maart jl. worden de herziene OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de VN Principes voor bedrijfsleven en mensenrechten niet alleen door de regering onderschreven maar worden ook stappen gezet om ‘due diligence’ actief te promoten.

De betekenis van de nieuwe OESO Richtlijnen en de VN Principes hangt in sterke mate af van de manier waarop deze worden geïnterpreteerd en toegepast. Een nadere uitwerking van het begrip ‘due diligence’ is daarbij cruciaal. In de woorden van de staatssecretaris betekent dit: “bedrijven [vragen] om zich zorgvuldig te vergewissen van de negatieve effecten en risico’s die verbonden zijn aan hun activiteiten in het buitenland op het vlak van mensenrechten, arbeidsomstandigheden, milieu en corruptie. Bovendien vragen ze bedrijven om adequate maatregelen te nemen om risico’s te beperken en negatieve effecten tegen te gaan.”1

Volgens de nieuwe OESO Richtlijnen en de VN Principes moeten bedrijven het ‘due diligence’ principe toepassen in de hele productieketen, vooral bij die onderdelen waar problemen of risico’s het meest waarschijnlijk zijn. Bij veel ketens doen problemen zich juist aan het begin voor, denk aan de grondstoffen verkregen via mijnbouw zoals mineralen en steenkool, en de productie van uiteenlopende voedselproducten. Hier ligt ons inziens nog een flinke uitdaging voor het aanpassen van het beleid van de regering met betrekking tot duurzaam inkopen en MVO criteria voor overheidsondersteuning van bedrijven (via subsidies, kredieten, handelsmissies etc.), dat tot nu gaat over het eigen MVO beleid van het bedrijf of ‘de eerste toeleverancier’. Uit ervaringen van diverse bedrijven en multi-stakeholder initiatieven blijkt dat ook schendingen verderop in de keten goed zijn te bestrijden. Daarvoor is een pro-actieve aanpak nodig van betrokken bedrijven, en meestal ook samenwerking in de sector en met uiteenlopende stakeholders waaronder lokale organisaties en overheden.

Aanbeveling
. De regering zou van bedrijven die steun van de overheid krijgen of producten aan overheden leveren een helder plan van aanpak moeten vragen om te zorgen voor naleving van mensenrechten in alle schakels van hun productieketen. Cruciaal daarbij is ook samenwerking met andere actoren. De overheid zou ondersteuning moeten bieden, onder meer door onderzoek naar risicosectoren en advies. 1 Kamerbrief voortgang beleid Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, 29 maart 2012,http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/03/29/kamerbrief-voortgang-beleid-maatschappelijkverantwoord-ondernemen.html

Implementatie VN Principes voor bedrijfsleven en mensenrechten

Het Nederlandse beleid richt zich tot nu toe vooral op de tweede pijler van de VN Principes voor bedrijfsleven en mensenrechten: de ‘responsibility to respect’ van bedrijven waaronder ook het bovengenoemde ‘due diligence’ valt. De eerste pijler van de VN Principes is tot nu toe onderbelicht gebleven. Dit is de ‘duty to protect’ van de overheid waarmee wordt gedoeld op de noodzaak dat alle beleid en wetgeving van een land gebaseerd moet zijn op de verplichting om mensen te beschermen tegen mogelijke schending van mensenrechten door bedrijven. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om handels- en investeringsverdragen, mededingingswetgeving, export- en kredietgarantieregelingen, financiële steun aan bedrijven en commerciële transacties met bedrijven. Deze mogen niet onbedoeld leiden tot schending van mensenrechten.

Aanbeveling
. De Nederlandse regering zou op basis van de door haar omarmde VN Principes systematisch in kaart moeten brengen hoe zij de ‘duty to protect’ tegen het schenden van mensenrechten het beste kan uitvoeren. Het bestaande beleid, relevante wetgeving en nieuwe verdragen dienen getoetst te worden aan de VN Principes en waar nodig daarmee in overeenstemming gebracht te worden.

MVO-diplomatie

Uw Kamer heeft de afgelopen jaren een scala aan vragen gesteld over gevallen van bedrijven die zijn betrokken bij schendingen van mensenrechten in de productieketen van Nederlandse bedrijven2. In enkele gevallen zijn deze vragen – bijvoorbeeld wat betreft kleding uit India en hazelnoten uit Turkije – gevolgd door een vorm van MVO diplomatie die erop is gericht om samen met de regering van het betreffende land oplossingen te zoeken voor de geconstateerde problemen. De eerste resultaten daarvan zijn bemoedigend. Zo heeft de Indiase regering aangegeven te willen samenwerken aan het terugdringen van kinderarbeid en ‘gebonden arbeid’ in de productie van kleding in Zuid India. Met de Turkse regering is het gesprek aangegaan over het aanpakken van kinderarbeid in de hazelnootoogst. MVO diplomatie vergroot de kans op succes als daarnaast ook de betrokken bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen.

Aanbeveling
. Dring bij de regering aan op het frequenter inzetten van actieve MVO diplomatie. Dat kan bij gevallen van schending in productieketens van Nederlandse (of in Nederland opererende) bedrijven die worden aangekaart door media of maatschappelijke organisaties. Daarnaast kan MVO diplomatie worden ingezet als onderdeel van economische diplomatie in het algemeen. De regering dient daartoe in kaart te brengen in welke landen en sectoren bedrijven het risico lopen om in hun productieketen betrokken te raken bij schendingen waarop vervolgens een agenda wordt gebaseerd die in diplomatiek overleg en handelsmissies wordt uitgevoerd.

Tot slot wijzen wij u op andere informatie en voorstellen van het MVO Platform zoals het onlangs herziene ‘MVO Referentiekader’3 en een beknopt overzicht van alle verwachtingen die wij van de overheid hebben ten aanzien van MVO4. Uiteraard zijn wij graag tot nadere toelichting bereid.

Met vriendelijke groet,
Namens het MVO Platform,
Suzan van der Meij