Een belangrijke vraag die ten grondslag ligt aan het onderzoek van Vonk is hoe Westerse consumptie- en productiepatronen blijvend kunnen veranderen in een duurzame richting. Daarvoor is bezinning nodig op dieperliggende waarden en de relatie tussen levensbeschouwing en gedragspatronen. De hypothese in Vonks onderzoek is dat om duurzaamheid te realiseren, deze moet aansluiten bij ideeën over kwaliteit van leven.
Eerst beschrijft Vonk de relatie tussen duurzaamheid en religie op macro- en microniveau en richt zij zich op het mesoniveau van gemeenschappen. Hiervoor bestudeerde zij de levensbeschouwing, waarden en gedragspatronen van de Amish, Hutterieten, Franciscanen en Benedictijnen. Hierbij keek zij naar de milieudruk en de impact van waarden, principes en structuren die ten grondslag liggen aan gedagkeuzes en het behoud van kwaliteit van leven.
Milieuwaarden spelen in deze gemeenschappen nauwelijks een rol. Ze baseren hun keuzes op andere waarden, zoals gemeenschap, stabiliteit, matiging, nederigheid of bescheidenheid, het ritme van het leven, en reflectie. In veel gevallen leiden deze waarden wel tot een lagere milieudruk, terwijl ze tevens in belangrijke mate bijdragen aan de gewenste kwaliteit van leven.
Om deze gewenste kwaliteit van leven te behouden, blijken vier punten van belang: een samenhangende en transparante levensbeschouwing, een sterk sociaal kapitaal, reflectie veranderingsprocessen met waarden als uitgangspunt en goed leiderschap en adequate besluitvorming.