ER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan leidde het onderwerp in door te herinneren aan de vrijwillige taak die de SER op zich heeft genomen door een commissie in te stellen die de voortgang in het bedrijfsleven monitort voor verantwoord ketenbeheer. De SER-commissie volgt niet alleen de vorderingen maar informeert, ondersteunt, coördineert en stimuleert branches en ondernemingen op dit terrein.
Ter voorbereiding op het algemeen overleg met de staatssecretaris op 27 april wisselende de woordvoerders van de fracties van GroenLinks, CDA, PvdA en VVD graag van gedachten met de SER-commissie.
Liesbeth van Tongeren van GroenLinks liet zich onder meer informeren over de rol van het coördinatiepunt NCP. Rinnooy Kan lichte toe dat in alle OECD-landen een dergelijk coördinatiepunt actief is. Het Nederlandse coördinatiepunt onderscheidt zich door de ruimte die het heeft zelfstandig onderzoek te doen en druk uit te oefenen op implementatie van aanbevelingen.
CDA-kamerlid Ad Koppejan was het opgevallen dat uit de 2de voortgangsrapportage blijkt dat er meer gebeurt op het gebied van MVO dan dat het bedrijfsleven zelf rapporteert. Opmerkelijk ondanks de economische crisis. Jan Willem van den Braak van VNO-NCW bevestigde deze conclusie, waarbij hij benadrukte dat IMVO inmiddels structureel onderdeel is gaan uitmaken van de bedrijfsvoering en de fase van vrijblijvendheid voorbij is. Ondernemers vinden dat (I)MVO moet, niet omdat anderen dat vinden maar vanuit een innerlijke overtuiging en eigen visie op ondernemen.
Ad Koppejan constateerde verder dat het MKB nog enigszins achterblijft met activiteiten. Alexander Rinnooy Kan lichtte toe dat dit van branche tot branche sterk verschilt. Sommige sectoren boeken goede vooruitgang. Andere zijn gebaat bij meer voorlichting en support hoe zij beleid kunnen omzetten naar praktijk. Over het algemeen is er vooruitgang geboekt maar er is nog ruimte de koplopers en achterblijvers dichter bij elkaar te brengen.
Peter Gortzak van de vakcentrale FNV deelt de mening dat er veel initiatieven ontplooid worden maar ziet ook nog volop mogelijkheden voor verbetering. Daarbij zou niet alleen het milieu aandacht van de ondernemers verdienen maar ook de omstandigheden waaronder mensen in diverse buitenlanden hun werk moeten doen.
PvdA-kamerlid Sjoera Dikkers was benieuwd welke activeringsmogelijkheden de SER-commissie ziet. Als voorbeeld noemde Alexander Rinnooy Kan dat met name de stakeholders een belangrijke taak hebben ondernemingen op hun gedrag aan te spreken en zo druk uit te oefenen. Peer pressure werkt eveneens om achterblijvers aan te sporen meer initiatieven te ontwikkelen. Het voorbeeldgedrag van de concurrent spoort meestal aan tot navolging.
Ook ziet Rinnooy Kan een taak voor de politiek de ontwikkelingen scherp te blijven volgen en aan te dringen op verbetering en openheid. NGO’s vormen hierop een waardevolle aanvulling. Een aanpassing van de richtlijnen voor verslaglegging moet hen helpen makkelijker inzicht in voortgangsrapportages te krijgen.
Afke Schaart van de VVD-fractie vroeg zich af of de hoge normen die Nederland hanteert onze concurrentiepositie niet benadelen in vergelijking tot opkomende economieën als China en Indonesië die andere, vaak lagere, standaarden kennen. De SER-commissie gaf aan hierin geen reden te zien de eigen normen aan te passen. Ze vindt dat Nederland enige bescheidenheid past als we ons realiseren dat in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw het ook in Nederland nog heel gewoon was dat kinderen gingen werken. Het tempo waarin bijvoorbeeld China laat zien de internationale richtlijnen te willen implementeren, dwingt respect af. Jan Willem van den Braak is ervan overtuigd dat hoge normen juist een stimulerend effect hebben op opkomende economieën om zich aan die normen aan te passen. Het loslaten van onze standaarden die op internationale richtlijnen zijn gebaseerd, zou juist een algeheel nivellerend effect sorteren.
Op 27 april volgt nog een Algemeen Overleg met staatssecretaris Bleker over (I)MVO.