In een behapbaar artikel van Bard van de Weijer in de Volkskrant over de energietransitie worden fossiele bedrijven vergeleken met recalcitrante pubers, die hun rommel niet opruimen waar anderen zowat hun nek over breken. Dat vervuilende fossiele bedrijven verplicht zouden moeten worden om hun eigen rommel op te ruimen, is een interessant idee, maar steviger overheidsbeleid om sneller van fossiele energie af te komen zou veel beter werken. Uiteindelijk is het klimaat immers het meest gebaat bij vermindering van uitstoot.
Op dit moment bestaan tal van belastingontheffingen, lagere belastingen en compensatieregelingen voor de fossiele industrie. Worden deze afgeschaft, dan worden deze bedrijven veel steviger gestimuleerd om hun uitstoot te verminderen. Uiteraard is handhaving hierbij cruciaal – waarbij tijdig ingegrepen moet worden bij bedrijven die de standaard mogelijk niet halen. Uit onderzoek blijkt dat strenge normen niet alleen vervuiling tegengaan, maar ook innovatie stimuleren.
En dat is een tweede punt: naast beperking van de uitstoot moeten duurzame, lange-termijn-oplossingen voor onze energievoorziening gestimuleerd worden. Dat kan alleen door innovatie te stimuleren via subsidiesystemen waarin technologieën die een echte transitie van fossiel naar duurzaam mogelijk maken voorrang krijgen. De kosten voor die innovatiestimulering kunnen worden betaald van de opbrengst van de afschaffing van financiële voordelen voor de fossiele sector.
Het is van groot belang om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, in lijn met de klimaatambities, structureel en zo snel mogelijk af te bouwen. Alleen door het stellen van grenzen kunnen de pubers van de wereldeconomie zich ontwikkelen tot verantwoordelijke volwassenen.
Wouter Scheepens, interim-directeur-bestuurder, MVO Nederland