Vaak wordt gedacht dat onethisch gedrag vanaf de bovenste laag van management doordringt naar lagere rangen binnen organisatie. Maar als middenmanagers afstand bewaren tot bazen die zich misdragen, zijn zij de belangrijkste poortwachters tegen verspreiding van onethisch gedrag, zo blijkt uit nieuw onderzoek door Gijs van Houwelingen van Rotterdam School of Management, Erasmus University (RSM).
Mensen kopiëren vaak onbewust het gedrag van mensen om zich heen, vooral als het belangrijke rolmodellen zijn zoals de leiders van een organisatie. Als dergelijke rolmodellen zich misdragen, kan dat problemen opleveren voor de ethische cultuur van de organisatie. Vanwege dit effect, raakte Van Houwelingen geïnteresseerd in de factoren die kunnen bijdragen aan het voorkomen van de verdere verspreiding van wangedrag.
Managers onder de top, zo blijkt, kunnen worden beschouwd als de belangrijkste poortwachters tegen de verspreiding van onethisch gedrag van bovenaf door de organisatie. Van Houwelingens onderzoek laat zien dat afstand ten opzichte van een topmanager een belangrijke factor die bepaalt of middenmanagers onethisch gedrag afwijzen of juist overnemen. Afstand zorgt voor een vorm van ‘isolatie’ tegen de invloed van wangedrag op hoger niveau: hoe geringer de afstand die werknemers ervaren tot hun baas, hoe groter de kans dat zij onbewust zijn gedrag zullen spiegelen. Naarmate de afstand groter is, vermindert dit effect, of is het effect zelfs omgekeerd: bij voldoende afstand tussen het middenkader en de top was de kans groter dat het gedrag van middenmanagers juist contrasteerde met het wangedrag op het hoogste niveau. Wanneer zij geconfronteerd werden met een meerdere die zich onethisch gedroeg, werden zij zelf juist rechtvaardiger.
Het verrassende aan het onderzoek is dat meer onderlinge afstand tot nu toe meestal als ongunstig werd gezien in de wetenschappelijk literatuur om het ethische klimaat binnen organisaties te waarborgen. Afstand kan medewerkers bijvoorbeeld het gevoel geven dat ze kunnen wegkomen met fraude of diefstal. Maar Van Houwelingen toont in zijn onderzoek aan dat afstand ook onverwachte voordelen heeft: het kan helpen voorkomen dat wangedrag zicht over een hele organisatie verspreidt. Organisaties zouden dus moeten streven naar optimaal ‘afstandsbeheer’: verschillende managementniveaus moeten niet te ver van elkaar af staan, maar elkaar ook niet te dicht naderen.
Fysieke afstand
Afstand kan simpelweg fysieke nabijheid of afstand betekenen, zoals het delen van een kantoor of gebouw, of op dezelfde trede van de hiërarchische ladder staan. Maar het kan ook verwijzen naar psychische of sociale afstand: zich in iemand kunnen inleven, goed met diegene kunnen opschieten, of het gevoel hebben deel uit te maken van hetzelfde team. Uit het onderzoek kwam naar voren dat fysieke afstand vaak leidt tot sociale of psychologische afstand: we gaan beter om met mensen die ook letterlijk fysiek dichter bij ons staan.
Volgens Van Houwelingen kunnen organisaties fysieke afstand eenvoudig realiseren door personeel in aparte gebouwen onder te brengen, of op verschillende verdiepingen. Psychologische afstand kan worden bewaard door een zekere mate van formaliteit in onderlinge interacties te bewaren. Van Houwelingen beveelt ook aan te zorgen dat mensen zich niet alleen met hun directe leidinggevende identificeren. Middenmanagers en personeelsleden met verantwoordelijkheden ten opzichte van verschillende managers, kunnen uit meerdere mentoren kiezen en vinden daardoor vaak gemakkelijker een goed moreel kompas, aldus van Houwelingen.
Bekijk ook de video op RSM Discovery